Er is geen indicatie dat kinderen geen ondersteuning ontvangen doordat het samenwerkingsverband voor passend onderwijs financiële reserves aanhoudt. Dat stelt onderwijsminister Arie Slob in antwoord op vragen uit de Tweede Kamer.
Dat de minister deze indicaties niet heeft, betekent volgens hem echter niet dat hij het wenselijk vindt dat samenwerkingsverbanden te hoge reserves aanhouden. Hij neemt maatregelen om samenwerkingsverbanden op den duur te dwingen mogelijk bovenmatig eigen vermogen in te zetten ‘om passend onderwijs verder te verbeteren’.
‘Ik vraag de samenwerkingsverbanden om gerichte plannen te maken om dit het geld (…) uit te geven waarvoor het bedoeld is, de zorg aan kinderen. Als deze plannen ontbreken en het geld op de plank blijft liggen, zal ik ingrijpen. Daarbij zal ik kijken hoe ik dat op een goede manier kan doen’, aldus Slob.
Kleine overschrijding
De minister gaat uit van een bepaalde omvang van eigen vermogen van samenwerkingsverbanden. De formule die de Inspectie van het Onderwijs hiervoor hanteert, is 0,035 keer de totale brutobaten en ten minste 250.000 euro. ‘Natuurlijk kunnen er enkele gevallen zijn waarom een hogere reserve logisch en nodig is, bijvoorbeeld als een samenwerkingsverband de ambulant begeleiders in dienst heeft genomen’, zo schrijft de minister.
Slob meldt verder dat volgens de jongste cijfers 136 samenwerkingsverbanden meer eigen vermogen hebben dat op basis van bovenstaande formule mag worden verwacht. Hij plaatst daarbij wel de kanttekening dat het bij de meeste samenwerkingsverbanden gaat om ‘een relatief kleine overschrijding’.