Met de inwerkingtreding van de Wet modernisering regelingen verlof en arbeidstijden is een aantal verlofbepalingen gewijzigd. Ook mogen sommige cao-bepalingen niet meer worden nageleefd. De PO-Raad geeft als cao-partner mede op verzoek van de Helpdesk van VOS/ABB hier uitleg over. Let op: deze uitleg heeft op een enkele uitzondering na ook betrekking op het voortgezet onderwijs!
Door de nieuwe wet en de invoering van de 40-urige werkweek in het primair onderwijs (niet in het voortgezet onderwijs!) wijzigen verlofbepalingen. In de cao-onderhandelingen voor het primair en voortgezet onderwijs wordt hier rekening mee gehouden. Het is de bedoeling dat op 1 juli 2015 een nieuwe CAO PO rond is en op 1 augustus een nieuwe CAO VO die in overeenstemming zijn gebracht met de wettelijke bepalingen.
De veranderingen hebben betrekking op:
- bevallingsverlof
- adoptieverlof
- vaderschapsverlof
- ouderschapsverlof
- ouderschapsverlof in relatie tot de 40-urige werkweek (alleen voor primair onderwijs)
Een medewerker die is bevallen, heeft recht op minimaal 10 weken bevallingsverlof. Sinds 1 januari 2015 mag een medewerker ervoor kiezen het bevallingsverlof vanaf de 6e week gespreid op te nemen. Dit geldt alleen voor medewerkers die vanaf 1 januari 2015 of later met zwangerschapsverlof zijn gegaan.
Vanaf het moment dat het verlof wordt opgedeeld, mag het verlof in een periode van 30 weken worden opgenomen. Een verzoek hiertoe dient binnen drie weken na ingang van het bevallingsverlof te worden gedaan.
Als werkgever bent u verplicht binnen twee weken in te stemmen met een dergelijk verzoek, tenzij zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich daartegen verzetten. Dit is een strenge toets: van zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen is niet snel sprake.
Medewerkers die een kind adopteren, hebben recht op 4 weken adoptieverlof dat 4 weken voor opname van het kind in het gezin begint. Het verlof wordt in beginsel aaneengesloten opgenomen, maar de medewerker mag er ook voor kiezen het verlof in een periode van 26 weken gespreid op te nemen.
Alleen indien sprake is van zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen, kan een dergelijk verzoek worden geweigerd door de werkgever. Dit is een strenge toets: van zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen is niet snel sprake.
Mannen hadden al recht op twee dagen betaald kraamverlof bij de geboorte van hun kind. Ook hadden ze al recht op ouderschapsverlof. Wat is veranderd, is dat vaders het recht hebben om binnen 4 weken na het kraamverlof 3 dagen van hun ouderschapsverlof op te nemen. De 3 dagen worden opgenomen op een dag waarop de vader gewoonlijk werkt en hoeven niet aansluitend te worden opgenomen. Het gaat om 3 dagen ouderschapsverlof, bovenop de 2 dagen kraamverlof. Het verlof is wel onderdeel van het totale ouderschapsverlof waar de vader recht op heeft.
De werkgever mag de opname van deze 3 verlofdagen niet weigeren, zelfs niet als er sprake is van zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. De vader mag het overige deel van het ouderschapsverlof op een later moment nog opnemen.
Tot nu toe mocht ouderschapsverlof pas worden aangevraagd, indien de medewerker een jaar bij de werkgever in dienst was. Vanaf 1 januari 2015 mag een medewerker direct na indiensttreding een beroep doen op ouderschapsverlof. Wel moet de medewerker het verlof minimaal 8 weken voor aanvang ervan aanvragen.
Opname van verlof moest tot 1 januari 2015 aan bepaalde eisen voldoen. Zo moest de medewerker het verlof in beginsel in een aangesloten periode opnemen en mocht per week niet meer dan de helft van arbeidsduur ouderschapsverlof worden genoten. De wettelijke basis voor deze bepalingen is geschrapt en ook artikel 8.19 lid 6 van de CAO PO en artikel 16.6.b lid 4 van de CAO VO zijn niet meer geldig.
Medewerkers krijgen een budget aan ouderschapsverlof ter waarde van 26 maal de arbeidsduur per week. Zij bepalen zelf (uiterlijk 8 weken van tevoren) hoe zij dit verlof willen inzetten en op welke momenten. Als werkgever kunt u alleen indien er sprake is van zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen de invulling van het verlof in overleg met de medewerker wijzigen. Dit is een strenge toets: van zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen is niet snel sprake.
Als medewerkers hun ouderschapsverlof nog niet geheel hebben genoten op het moment dat hun dienstverband eindigt, mogen zij het resterende deel sinds 1 januari 2015 meenemen naar de volgende werkgever. Als werkgever bent u verplicht om bij te houden op hoeveel uur ouderschapsverlof een medewerker nog recht heeft en een verklaring daaromtrent op verzoek van de medewerker te verstrekken.
Ouderschapsverlof en de 40-urige werkweek (alleen voor primair onderwijs)
Bij inwerkingtreding van de 40-urige werkweek uit de CAO PO (uiterlijk 1 augustus 2015) zullen de bepalingen over ouderschapsverlof wijzigen. Wettelijk gezien hebben medewerkers recht op 26 maal de arbeidsduur per week aan ouderschapsverlof. Voor een fulltime medewerker komt dit neer op 26 x 40 (1040 uur) verlof. Voor deeltijders geldt dit naar rato. De hoeveelheid betaald ouderschapsverlof (415 uur) blijft ongewijzigd.
Opname van verlof zal ook anders worden afgeschreven dan nu het geval is. Ouderschapsverlof wordt straks opgenomen net als vakantieverlof: op een dag dat ouderschapsverlof wordt opgenomen worden zoveel uren afgeschreven als de medewerker normaal gesproken op die dag zou werken. Als een medewerker bijvoorbeeld elke vrijdag 8,5 uur werkt en op vrijdag ouderschapsverlof opneemt, wordt elke vrijdag 8,5 uur van het verlof afgeschreven.
Informatie: Helpdesk, 0348-405250 van 08.30 tot 12.30 uur, helpdesk@vosabb.nl