Van de 11.000 mensen uit het primair onderwijs die een werkloosheidsuitkering hebben, willen de meesten niet meer voor de klas. Dat concludeert onderzoeksbureau Regioplan.
Regioplan deed in opdracht van het ministerie van OCW onderzoek naar de ‘stille reserve’ in het primair onderwijs. Op basis van informatie van het Participatiefonds blijkt dat in september 2018 ruim 11.000 mensen mensen een werkloosheidsuitkering kregen op grond van een eerder dienstverband in het primair onderwijs.
Van hen heeft bijna 90 procent een onderwijsbevoegdheid. ‘Dit zou betekenen dat er (…) een stille reserve (…) was van circa 9900 personen; ruim voldoende om de bestaande tekorten mee in te vullen’, zo staat in het onderzoeksrapport. Zo simpel is het echter niet: ‘Deze conclusie gaat niet alleen voorbij aan de vraag of deze groep kan terugkeren, maar ook of de groep wil terugkeren.’
Geen financiële noodzaak
Een groot deel van de stille reserve is oud, signaleert Regioplan. ‘Dit maakt dat een groot deel van de WW’ers (80%) voldoet aan de voorwaarden voor een aansluitende uitkering’, zo staat in het rapport. Hiermee hebben WW’ers recht op een uitkering tot hun 65e dan wel hun AOW-gerechtigde leeftijd. Dit betekent volgens de onderzoekers dat de financiële noodzaak voor een baan ‘niet overal aanwezig’ is.
Bovendien blijkt dat de WW-populatie niet evenredig is verdeeld over het land. In krimpregio’s met dalende leerlingenaantallen, zoals Noordoost-Nederland, Gelderland en Limburg, zijn relatief veel leraren werkloos. Veruit de meeste werkloze leraren willen niet verhuizen voor een nieuwe baan.