De Inspectie van het Onderwijs sluit samenwerkingsovereenkomsten met de colleges van burgemeester en wethouders van de vier grote steden om periodiek met elkaar te overleggen over de financiële positie van de schoolbesturen. VOS/ABB acht dit een vreemde gang van zaken.
De inspectie maakte onlangs bekend met de Haagse onderwijswethouder Ingrid van Engelshoven (D66) een samenwerkingsovereenkomst te hebben ondertekend en dat dit binnenkort ook zal gebeuren met de wethouders van Amsterdam, Rotterdam en Utrecht.
‘De Inspectie van het Onderwijs en de vier grote steden zullen elkaar over en weer blijven informeren over de financiële situatie van de schoolbesturen in deze steden. Gemeente en inspectie delen in een periodiek overleg informatie en bespreken signalen en waarnemingen met betrekking tot de solvabiliteit, liquiditeit en rentabiliteit van schoolbesturen’, schrijft de inspectie.
Het kan volgens de inspectie gaan om informatie die afkomstig is uit door de inspectie uitgevoerde financiële analyses of om informatie die aangeleverd is door de gemeenten. ‘Wederkerigheid van de informatie-uitwisseling vormt het uitgangspunt’, aldus de inspectie.
Zo snel mogelijk overleggen
In de samenwerkingsovereenkomst staat onder andere dat als een schoolbestuur in financiële problemen raakt of dreigt te raken de inspectie en het college van B&W zo snel mogelijk overleggen.
‘Als het college signalen heeft die duiden op financiële problemen bij een schoolbestuur, kan de inspectie naar aanleiding daarvan een onderzoek instellen naar de financiële continuïteit. In dat geval wordt nagegaan of de financiële situatie van de onderwijsinstelling goed genoeg is om nu en de komende jaren onderwijs van voldoende kwaliteit te verzorgen en of zij snel en effectief kan bijsturen bij onverwachte financiële problemen.’
Inspecteur-generaal Monique Vogelzang noemt de samenwerking met de grote steden vanzelfsprekend. ‘Zowel de inspectie als de steden zijn gebaat bij een nauwe samenwerking op het gebied van financieel toezicht. Zo kan snel en adequaat worden opgetreden als een schoolbestuur in financiële problemen raakt of dreigt te raken’, zegt zij.
Vreemde gang van zaken
VOS/ABB zet grote vraagtekens bij de vanzelfsprekendheid van de samenwerking tussen de inspectie en de colleges van B&W van de vier grote steden. Jurist Ronald Bloemers van VOS/ABB wijst erop dat de overeenkomst lijkt te duiden op een tweegesprek tussen de inspectie en het college van B&W, zonder dat het bevoegd gezag erbij betrokken wordt. ‘Juist het bevoegd gezag dient een van de gesprekspartners te zijn’, aldus Bloemers.
‘Bovendien, er is voor gemeenten al een taak weggelegd ter zake de financiën van het verzelfstandigde openbaar onderwijs’, vervolgt hij. ‘Er is een relatie tussen het bevoegd gezag en de gemeenteraad als externe toezichthouder. Let wel: het betreft hier nadrukkelijk niet het college van B&W. Als daar aanleiding toe is, kunnen er tussen de gemeenteraad en het bevoegd gezag gesprekken zijn over de financiële positie van het schoolbestuur.’
Niet ter zake doend instituut
Bloemers vraagt zich af waarom dergelijke financiële zaken besproken moeten worden met een ‘niet ter zake doend instituut’, zoals hij het college van B&W noemt. ‘Het college wordt zonder grond geïnformeerd over zaken waar het college niets mee kan en niets mee moet. Ik denk dat het college van B&W de indruk heeft dat het namens de overheid, de inspectie valt immers onder het ministerie van OCW, invloed kan uitoefenen. Wat zou anders de functie van deze gegevensuitwisseling zijn? En met welk doel?’
Een ander opmerkelijk punt is dat de inspectie de overeenkomst sluit met de colleges van de vier grote steden en niet met die van andere gemeenten. ‘Financiële risico’s zijn immers niet voorbehouden aan de grote steden’, zo sluit Bloemers af.