Het aantal voortijdig schoolverlaters blijft dalen. In tien jaar tijd is hun aantal afgenomen van 10,8 procent naar 5,4 procent. Jongens met een niet-westerse achtergrond stoppen het vaakst voortijdig met hun opleiding.
Dit meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek vandaag. Het gaat voornamelijk om uitval uit het middelbaar beroepsonderwijs (21.000 jongeren). Ook in het voortgezet onderwijs zijn in het schooljaar 2014/15 ruim 5000 leerlingen zonder startkwalificatie van school gegaan (0,5 procent). Dit is een flinke daling sinds 2004/05, toen hun aantal nog rond de 2 procent lag. In de periode daarna is de overheid begonnen met de aanpak ‘Aanval op de uitval’.
Voortgezet onderwijs
In het voortgezet onderwijs gaat het vooral om vmbo-leerlingen die van school gaan. Ook jongeren met een vmbo-diploma die niet verder leren, worden geteld als voortijdig schoolverlater, omdat het vmbo-diploma niet wordt gezien als een startkwalificatie. Jongeren moeten minimaal een opleiding hebben op mbo-2-niveau. Jongeren die na het behalen van een havo- of vwo-diploma stoppen met leren, hebben wel een startkwalificatie en worden dus niet beschouwd als voortijdig schoolverlaters.
Jongens gaan vaker voortijdig van school dan meisjes en dat geldt met name voor jongens met een niet-westerse achtergrond. De voortijdige schooluitval is het hoogst in de grote steden in Noord- en Zuid-Holland, en het laagst in Friesland, Drenthe en Overijssel.