Het verschil tussen de lerarentekorten in het primair onderwijs in de vier grote steden en Almere (G5) en de rest van Nederland wordt steeds groter. Dat blijkt uit de nieuwe monitor Personeelstekorten primair onderwijs. In het voortgezet onderwijs echter laten de lerarentekorten een redelijk uniforme verdeling over de regio’s zien. Dat staat in de monitor Personeelstekorten voortgezet onderwijs.
Het tekort in het primair onderwijs is binnen de G5 ruim twee keer zo hoog als daarbuiten (18,0% tegenover 8,0% van de werkgelegenheid voor leraren). Het totale landelijke tekort is 9,7%. Dit vertaalt zich naar een tekort van ongeveer 9.800 fte in het primair onderwijs. Het gaat daarbij om het totaal van openstaande vacatures en verborgen tekorten, zowel voor reguliere als voor vervangingsposities. Verborgen tekorten betreffen ongewenste situaties, zoals de inzet van onbevoegde leraren of het noodgedwongen samenvoegen van groepen.
Binnen de G5 heeft Utrecht de laagste tekorten, die wel hoger zijn dan het gemiddelde tekort buiten de G5. Na een daling in oktober 2022 is in Rotterdam een scherpe stijging van de tekorten te zien. Ook Almere, Amsterdam en Den Haag hebben duidelijk hogere tekorten dan de hen omringende gebieden.
Voortgezet onderwijs
De lerarentekorten in het voortgezet onderwijs laten een redelijk uniforme verdeling over het land zien, waarbij er wel een paar uitschieters zijn. De grootste lerarentekorten zijn in de Achterhoek (13,0%) en Midden-Holland (12,0%) en de kleinste in het Rijk van Nijmegen (1,7%) en Midden-Gelderland (2,0%).
In het rapport over het voortgezet onderwijs staat ook dat er binnen regio’s grote verschillen zijn. Zo geeft een kwart van de vestigingen aan geen tekort aan leraren te hebben en rapporteert één op de vijftig vestigingen in dezelfde regio een tekort van meer dan 30%. De lerarentekorten zijn het grootst op scholen met veel achterstandsleerlingen.