Een ruime meerderheid in de Tweede Kamer steunt de voorgestelde Wet uitbreiding bestuurlijk instrumentarium, die de onderwijsminister meer ruimte geeft om in te grijpen bij schoolbesturen. Alleen de fracties van DENK, SGP en Bij1 stemden tegen.
Het wetsvoorstel komt van voormalig minister Arie Slob. Het heeft tot doel om het toezichts- en handhavingsinstrumentarium van de minister van OCW en de Inspectie van het Onderwijs uit te breiden ten aanzien van scholen en instellingen die (ernstige) overtredingen begaan.
Naar aanleiding van enkele incidenten (zoals het examendebacle bij VMBO Maastricht en de gang van zaken bij het islamitische Cornelius Haga Lyceum in Amsterdam) wilde Slob het sanctiestelsel uitbreiden. Het wetsvoorstel voorziet daarin door in de onderwijswetgeving de definitie van ‘wanbeheer’ uit te breiden. Daarnaast staat erin dat de minister in acute crisissituaties een spoedaanwijzing kan geven. Verder moet het schenden van de zorgplicht voor sociale veiligheid en van de burgerschapsopdracht kunnen leiden tot het stopzetten van de bekostiging.
Wezenlijk vermoeden
In het wetsvoorstel is de term ‘redelijk vermoeden’ vervangen door ‘wezenlijk vermoeden’. Het woordje ‘wezenlijk’ zit volgens de onderwijsministers Robbert Dijkgraaf en Dennis Wiersma precies tussen ‘redelijk’ en ‘ernstig’ in. Het betreft hier de bewijslast die de Inspectie van het Onderwijs nodig heeft om in te kunnen grijpen bij een schoolbestuur waarvan wordt vermoed dat het zich schuldig maakt aan wanbeheer.
VOS/ABB en de collega-organisaties Verus, VGS en VBS gaven eerder in een brief aan de Tweede Kamer aan dat met de term ‘redelijk vermoeden’ de lat om bij een schoolbestuur in te grijpen te laag zou worden. De SGP in de Tweede Kamer diende een amendement in om alleen bij een ‘ernstig’ vermoeden van wanbeheer een schoolbestuur een spoedaanwijzing te kunnen geven, en niet al bij een redelijk vermoeden. De ministers kwamen dus met de tussenweg ‘wezenlijk vermoeden’ en dat heeft nu de steun gekregen van een ruime meerderheid in de Tweede Kamer.
Openbaar onderwijs en gemeenten
Op basis van de voorgestelde wet vindt wat betreft het openbaar onderwijs geen verschuiving plaats van bevoegdheden tussen de rijksoverheid en gemeenten. Als blijkt dat de gemeenteraad in staat en bereid is om de vereiste maatregelen te treffen, hoeft niet te worden overgegaan tot het opleggen van een (spoed)aanwijzing. Dit kan wel nodig zijn als blijkt dat de gemeenteraad niet tot actie kan overgaan binnen de termijn die de Inspectie van het Onderwijs wenst.
Ook is het denkbaar dat de gemeenteraad niet wil ingrijpen op grond van een eigen inschatting van het vermogen van het bestuur voor openbaar onderwijs om het wanbeheer te beëindigen. De minister zal uiteindelijk een aanwijzing geven als de inspectie wanbeheer op een openbare school constateert en de gemeenteraad daar niet of onvoldoende op acteert. Dit is nu ook al mogelijk op basis van bestaande onderwijswetgeving.
Half oktober komt het wetsvoorstel aan bod in de Eerste Kamer.