Onderwijsminister Arie Slob zet een punt achter het experiment met flexibele schooltijden in het basisonderwijs. Alle scholen die aan dit experiment begonnen, moeten zich met ingang van het nieuwe schooljaar weer houden aan de centraal vastgestelde vakanties en de vijfdaagse schoolweek.
De reden om het experiment te staken, is gelegen in risico’s met betrekking tot de onderwijskwaliteit. De minister verwijst in een brief aan de Tweede Kamer naar bevindingen van de Inspectie van het Onderwijs. Die signaleert ‘dat na acht jaar vijf van de oorspronkelijke twaalf scholen door kwaliteitsproblemen uit het experiment zijn gestapt’. Bovendien hebben twee andere scholen volgens de minister ‘ingrijpende maatregelen getroffen om de kwaliteitsproblemen het hoofd te bieden’.
‘Hoewel het om een beperkte groep scholen gaat, maakt het wel duidelijk dat er flinke risico’s verbonden zijn aan flexibilisering van onderwijstijd, die een ongeclausuleerde invoering onwenselijk maakt’, zo staat in zijn brief.
Motie tegen vierdaagse schoolweek
De minister onderbouwt zijn besluit om het experiment stop te zetten ook met ‘onze gezamenlijke opvatting dat afwijking van de onderwijstijd geen structurele situatie mag zijn’. Deze opvatting zegt hij te delen met PvdA-Tweede Kamerlid Kirsten van den Hul, Lisa Westerveld van GroenLinks en SP’er Peter Kwint.
Zij kwamen onlangs met een motie naar aanleiding van het besluit van sommige schoolbesturen om vanwege het lerarentekort tijdelijk een vierdaagse schoolweek in te voeren. Die ondermijnt volgens hen ‘de gelijke kansen voor kinderen’.
Bovendien legt een vierdaagse schoolweek ‘een onevenredige belasting bij ouders en hun omgeving’. Van den Hul, Westerveld en Kwint wezen er in hun motie ook op dat de vierdaagse schoolweek geen oplossing zou zijn voor de hoge werkdruk van leraren.