Scholen die de vrijheid van onderwijs in de praktijk niet waarmaken, hollen artikel 23 van de Grondwet uit. Dat heeft demissionair onderwijsminister Arie Slob donderdag benadrukt in een Tweede Kamerdebat naar aanleiding van de manier waarop de reformatorische Gomarus Scholengemeenschap omgaat met niet-heteroseksuele leerlingen.
De Inspectie van het Onderwijs begon een onderzoek naar de Gomarus Scholengemeenschap in Gorinchem na de publicatie van een artikel in NRC over de manier waarop niet-heteroseksuele leerlingen werden gedwongen om uit de kast te komen.
Op basis van het onderzoek kwam de inspectie tot het vermoeden dat de school strafbaar is, in die zin dat de Gomarus Scholengemeenschap leerlingen ongelijk en nadelig behandelt op basis van hun seksuele oriëntatie. Daarom heeft de inspectie aangifte gedaan tegen de school.
In een brief van minister Slob over het onderzoek van de inspectie noemde hij de bevindingen ernstig en zorgwekkend. ‘Het kan niet zo zijn dat er leerlingen zijn waarvoor de situatie op school ongelijkwaardig en onveilig is.’
Vrijheid van onderwijs
In het Kamerdebat over de situatie op de reformatorische school legde de minister een verband met artikel 23 van de Grondwet over de vrijheid van onderwijs. Hij zei dat die vrijheid hem als lid van de ChristenUnie zeer lief is, maar dat daar ook verantwoordelijkheid bij hoort.
‘Je kan nooit eenzijdig achter de vrijheid wegschuilen, als je niet ook inhoud geeft aan die verantwoordelijkheid. Als jij een beroep doet op de onderwijsvrijheid, maar je maakt het in de praktijk niet waar als het gaat om verantwoordelijkheden, dan ben je zelf bezig die vrijheid uit te hollen’, aldus Slob.
Zonder de naam van de school expliciet te noemen, voegde hij daaraan toe dat wie zich achter de vrijheid van onderwijs verschuilt, het niet waard is om die vrijheid te hebben.