Dat de motoriek van basisschoolkinderen is verslechterd tijdens de coronacrisis, komt vooral door hun thuissituatie en niet door een gebrek aan bewegingsonderwijs. Dat verklaart onderwijsminister Slob in antwoord op Kamervragen die waren gesteld door VVD-Kamerlid Heerema.
Het is volgens de minister niet vast te stellen hoeveel leerlingen motorische achterstanden hebben opgelopen door het ontbreken van bewegingsonderwijs tijdens de periodes van afstandsles. ‘Kinderen ontwikkelen zich niet alleen door bewegingsonderwijs, maar ook door beweging gedurende de hele dag. Het verschil in de mate waarin ouders hun kinderen tijdens de lockdown lieten bewegen, is de grootste verklaring voor verschillen in motorische ontwikkeling’, aldus Slob in zijn antwoord aan Heerema.
Heerema wilde ook weten hoeveel scholen gebruik gaan maken van het onderdeel sportieve activiteiten uit de menukaart van het Nationaal Programma Onderwijs. Dat wordt nog onderzocht, zegt Slob. Eind oktober informeert de minister de Tweede Kamer over de voortgang van het NPO, waaruit dit moet blijken. Of scholen ook andere programma’s gaan inzetten om achterstanden in het bewegingsonderwijs in te halen, is niet bekend. ‘Het is aan de leerkrachten en scholen om hier maatwerk in te bieden’, zegt de minister, die verder verwijst naar de mogelijkheden van de subsidie Impuls en Innovatie Bewegingsonderwijs PO en het programma Gezonde School.