Een flink deel van de leerlingen in de onderbouw van het voortgezet onderwijs heeft nog niet het reken- en wiskundeniveau dat nodig is voor het succesvol vervolgen van hun vmbo-, havo- of vwo-opleiding. Het is zelfs zo dat dit hun doorontwikkeling in de weg zit om later zelfstandig te kunnen functioneren in de maatschappij. Dat meldt de Inspectie van het Onderwijs.
Aan het einde van het tweede leerjaar in 2021-2022 had bijna driekwart (72%) van de leerlingen vmbo-basis/kader nog niet eens het referentieniveau 1F behaald. Dat is het niveau dat leerlingen aan het einde van de basisschool zouden moeten hebben. Een op de vijf (20%) van de havo/vwo-leerlingen haalde aan het einde van het tweede leerjaar niet niveau 2F. Dat is nodig om met tijd en geld te kunnen omgaan en om bijvoorbeeld een liniaal te kunnen aflezen. De inspectie baseert haar bevindingen op deze peiling.