De schooltandarts die vroeger langs de scholen ging met een rijdende behandelkamer, keert mogelijk terug. Minister Carola Schouten van Armoedebeleid noemt dit als optie om meer kinderen regelmatig mondzorg te geven. Nu zijn er veel kinderen die nooit een tandarts bezoeken, ook al is mondzorg tot 18 jaar gratis.
Dit schrijft de minister in de brief Aanpak geldzorgen, armoede en schulden, die ze naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Ze wijst daarin op signalen dat mensen soms om financiële redenen mondzorg mijden. ‘Mensen zijn niet bang voor de tandarts, maar wel voor de rekening van de tandarts’, zegt Schouten in een interview in het Algemeen Dagblad. ‘Hun kinderen gaan vervolgens ook niet naar de tandarts’.
Een mondzorgverlener die de scholen langsgaat, kan de gebitten van de kinderen versterken, waarmee voorkomen kan worden dat ze later op kosten worden gejaagd door een slecht gebit. ‘Daarnaast leidt een slecht gebit tot schaamte en minder zelfvertrouwen’, aldus Schouten.
De Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (KNMT) is blij met de aandacht voor mondzorg voor (kwetsbare) kinderen, maar de beroepsorganisatie van tandartsen, orthodontisten en kaakchirurgen is geen voorstander van de herinvoering van de schooltandarts. ‘Het is belangrijk dat kinderen zo vroeg mogelijk een ‘huistandarts’ krijgen, waar ze met hun ouders komen’, aldus de KNMT.
Andere maatregelen tegen kinderarmoede
In dezelfde brief noemt Schouten ook andere maatregelen om (kinder)armoede en schulden aan te pakken. Zo wil ze inzetten op het voorkomen van voortijdige schooluitval en op het versterken van financiële educatie van kinderen en jongeren. Verder noemt ze de Gelijke Kansen Alliantie, de rijke schooldag en de Alliantie Kinderarmoede en wil ze laten onderzoeken hoe het gebruik van kinderopvang kan worden bevorderd onder ouders met een lage sociaaleconomische status.
De minister wil dat iedereen in Nederland mee kan doen in de maatschappij. ‘In het bijzonder alle kinderen en jongeren moeten de kans krijgen op zinvolle participatie nu en in de toekomst’, aldus Schouten.