Het schooladvies voor vervolgonderwijs moet altijd zijn gebaseerd op voldoende informatie over de capaciteiten en het functioneren van de individuele leerling. Daarbij is het van groot belang te beseffen dat het hoogst mogelijke niveau niet altijd het beste is. Dit staat in het rapport Overgangen en aansluitingen in het onderwijs.
In dit rapport, dat is opgesteld door GION Onderwijs/Onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen, staat dat de eindtoets groep 8-leerlingen de kans kan bieden op een hoger niveau in te stromen dan op basis van het schooladvies was voorzien. ‘Door op een hoger vo-niveau in te stromen (…) zal de leerling zich mogelijk sneller ontwikkelingen dan wanneer hij/zij op een lager vo-niveau was ingestroomd’.
Maar de onderzoekers benadrukken ook het risico op afstroom naar een lager vo-niveau en de relatief grote kans van doubleren. De neveneffecten die hiermee gepaard kunnen gaan, zoals een gevoel van falen, afnemende motivatie en onderpresteren, ‘wegen mogelijk niet op tegen het voordeel dat sommige leerlingen ondervinden door, bij aanvang van het vo, op een hoger niveau te starten’.
In het rapport staat dan ook de aanbeveling om het schooladvies te baseren op voldoende informatie over de capaciteiten en het functioneren van de leerling. Het is volgens de onderzoekers de taak van de aanbiedende po-school en de ontvangende vo-school om ervoor te zorgen dat de leerling de best passende schoolloopbaan kan volgen. Dat hoeft dus niet per se het hoogst mogelijke te zijn.