Scholieren zijn iets positiever geworden over niet-heteroseksuele leeftijdgenoten. Onder jongeren met een Turkse of Marokkaanse achtergrond wordt nog steeds het negatiefst gedacht over homo- en biseksualiteit en transgenders. Dat blijkt uit het rapport Wel trouwen, niet zoenen van het Sociaal en Cultureel Planbureau.
Op de vraag aan 11- tot 16-jarige scholieren of homo- of biseksuelen vriend mogen zijn, antwoordt in het basis- en voortgezet onderwijs respectievelijk 67 en 76 procent positief. In 2009, toen het SCP een vergelijkbaar onderzoek deed, was dat 51 respectievelijk 59 procent. Hoewel dit duidt op een positievere houding ten opzichte van homo- en biseksualiteit, benadrukken de onderzoekers dat niet kan worden gesproken van een ontwikkeling, omdat er nog maar twee meetmomenten zijn.
De vraag of het ‘vies’ is als homo- of biseksuele jongens en meisjes met elkaar zoenen, is voor het huidige onderzoek minder vaak bevestigend beantwoord. Hier is net als in 2009 een onderscheid te zien tussen jongens en meisjes. Zoenende meisjes worden minder vaak ‘vies’ gevonden als zoenende jongens.
Als wordt gekeken naar etniciteit, dan wordt duidelijk dat scholieren met een autochtone achtergrond over het algemeen positiever zijn over niet-heteroseksuele leeftijdgenoten dan allochtone leerlingen. Scholieren met een Turkse en Marokkaanse achtergrond zijn het vaakst negatief. Er is daarbij een verband met hun islamitische achtergrond.