De minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs heeft in 2022 te weinig geld toegekend voor de personeelskosten van scholen in het primair onderwijs. Dat concludeert de rechtbank Midden-Nederland in een uitspraak over de vereenvoudiging van de bekostiging van het primaire onderwijs. De minister moet nu alsnog voorzien in een toereikende bekostiging.
De zaak was aangespannen door 222 schoolbesturen die het niet eens waren met de overgangsregeling van de Wet vereenvoudiging bekostiging scholen voor primair onderwijs. De vereenvoudiging, die per 1 januari 2023 is ingegaan, houdt onder meer in dat de bekostiging voortaan per kalenderjaar wordt vastgesteld, in plaats van per schooljaar.
Voor de eerste vijf maanden van het schooljaar 2022-2023 heeft de minister een overgangsregeling ingesteld. Scholen kregen voor hun personeelskosten in deze periode 34,55 procent van het bedrag dat voor een heel schooljaar geldt. Veel scholen vonden dat te weinig, omdat vijf maanden gelijk is aan 41,67 procent van een schooljaar. De schoolbesturen die naar de bestuursrechter zijn gestapt, zeggen ongeveer 250 miljoen euro te zijn misgelopen. VOS/ABB noemde dit eerder ‘de grote verdwijntruc’ van de minister.
De rechter heeft de schoolbesturen nu gelijk gegeven. De minister moet de overgangsregeling aanpassen en scholen voor de eerste vijf maanden van het schooljaar 2022-2023 alsnog 41,67 procent aan bekostiging toekennen.