Scholen hebben moeite met de opvang van leerlingen uit Midden- en Oost-Europa. Dat blijkt uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP).
De onderzoekers schrijven in het rapport Poolse, Bulgaarse en Roemeense kinderen in Nederland dat het pendelgedrag van deze kinderen en vele verhuizingen verschillende problemen met zich mee kunnen brengen, zoals schooluitval, het niet behalen van een diploma, ontworteling en probleemgedrag.
Verder signaleren de onderzoekers van het SCP dat de leefomgeving van Poolse, Bulgaarse en Roemeense kinderen in Nederland vaak gebrekkig is, dat ze zich hier niet thuisvoelen en dat ze maar weinig aandacht krijgen van hun ouders.
Een knelpunten dat het SCP in het onderwijs signaleert, is dat het opleidingsniveau van Poolse ouders over het algemeen zo hoog is dat hun kinderen niet in aanmerking komen voor de gewichtenregeling. Scholen vinden dit onterecht, omdat veel van deze kinderen wel leerachterstanden hebben.
Scholen wijzen verder op de hoge mobiliteit van Midden- en Oost-Europese leerlingen. Die vormt een belemmering om deze kinderen goed op te kunnen vangen. Bovendien tellen kinderen die gedurende het schooljaar van school wisselen niet mee in de bekostiging. Een ander punt is dat wisselende samenstellingen van de klas niet goed zijn voor het behalen van de gestelde leerdoelen.