Mogelijk komt er voor de zomervakantie helderheid over de vraag wat wel en wat niet onder ‘groot onderhoud’ valt. De Raad voor de Jaarverslaglegging hoopt nog dit schooljaar met een eenduidige definitie te komen.
In januari van dit jaar verscheen het onderzoeksrapport Verslaglegging groot onderhoud schoolgebouwen. Daarin staat onder andere dat schoolbesturen graag een scherpere definitie van ‘groot onderhoud’ willen, zodat duidelijker wordt voor welke uitgaven zij een voorziening kunnen vormen.
Aanleiding voor het ministerie van OCW om een onderzoek in te stellen was de constatering van de Raad van de Jaarverslaggeving (RJ) en de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie Accountancy (NBA) dat sommige schoolbesturen een methode gebruikten die afweek van de regels van de RJ. Dit zou er toe kunnen leiden dat hun jaarverslagen mogelijk worden afgekeurd. Dit probleem speelt onder andere in het primair en voortgezet onderwijs.
Uit het onderzoek kwam naar voren dat er weinig discussie is over het doel van de regels van de RJ. Het opbouwen van de voorziening groot onderhoud, conform de regelgeving, geeft immers een reëel beeld van financiële risico’s in de jaarrekening. Besturen willen echter graag een scherpere definitie van ‘groot onderhoud’, zodat duidelijker wordt voor welke uitgaven zij een voorziening kunnen vormen.
Mogelijk voor zomervakantie
Een werkgroep waarin onder andere de PO-Raad en VO-raad vertegenwoordigd zijn, werkt aan een scherpere definitie. Het ministerie van OCW meldt nu dat de RJ hoopt voor de zomervakantie ‘met een uiting naar buiten te komen over wat groot onderhoud is en wat vervangingsinvesteringen zijn’. Ook hoopt de RJ dan duidelijk te kunnen maken welke methode moet worden gehanteerd als een onderhoudsvoorziening moet worden gevormd.