De arbeidsvoorwaarden moeten zodanig zijn dat werken in het onderwijs voldoende aantrekkelijk wordt. Dat is een beter idee dan het gelijktrekken van de salarissen in het primair en voortgezet onderwijs, zegt onder anderen oud-voorzitter van de Onderwijsraad Henriëtte Maassen van den Brink.
Samen met de emeritus-hoogleraren Joop Hartog (economie en bedrijfskunde) en Bernard van Praag (economie) schreef Maassen van den Brink (onderwijs- en arbeidseconomie) een artikel voor het digitale weekblad Wynia’s Week van voormalig Elsevier-journalist Syp Wynia. Daarin stellen zij dat het dichten van de zogenoemde loonkloof tussen het primair en voortgezet onderwijs, zoals opgenomen in het coalitieakkoord van het kabinet-Rutte IV, een slecht idee is (nog afgezien van de vraag wat het kabinet er precies mee bedoelt).
Zij wijzen er in hun stuk op dat de stelling van voormalig voorzitter Liesbeth Verheggen van de Algemene Onderwijsbond (AOb) dat lerarenfuncties in het primair onderwijs gelijkwaardig zijn aan die in het voortgezet onderwijs niet vol te houden is als je kijkt naar de verschillende takenpakketten. Bovendien moet volgens hen het intellectuele niveau van leraren in het voortgezet onderwijs hoger zijn dan in het primair onderwijs. Een ander punt waar zij op wijzen, is dat er voor studenten die de lerarenopleiding kunnen volgen beter betaalde alternatieven zijn dan voor pabo-studenten. Dit rechtvaardigt volgens hen een salarisdifferentiatie.
Het dichten van wat de loonkloof wordt genoemd is volgens hen dus een slecht idee, maar ze pleiten wel voor een verbetering van de arbeidsvoorwaarden in het algemeen in het onderwijs. ‘Dat hoeft niet noodzakelijk in een verhoging van het geldinkomen te worden gezocht. Men kan ook denken aan kleinere klassen, onderwijsassistentie, bevordering van meer discipline in de klas, kwijtschelding van studieschulden of toekenning van studiebeurzen, meer promotiekansen, werken aan het nu zo beschadigde imago van onderwijzenden, en bijvoorbeeld voorkeursbehandeling bij het toewijzen van woonruimte’, aldus Maassen van den Brink, Hartog en Van Praag.