Het is niet zo simpel dat de schooladviezen voor leerlingen van ouders met veel geld vaker worden bijgesteld dan de adviezen voor leerlingen van wie de ouders weinig geld hebben. Dat stelt onderwijsminister Arie Slob in reactie op Kamervragen van de PvdA.
De vragen waren afkomstig van Lisa Westerveld van GroenLinks en Kirsten van den Hul van de PvdA. Zij illustreerden hun vragen met cijfers en percentages, maar die zijn volgens Slob door elkaar gehaald. Hij wijst er in zijn antwoorden op dat door onjuist gebruik van de cijfers een verkeerd beeld is geschetst.
De minister stelt vervolgens dat er ‘geen duidelijk (lineair) verband (is) tussen het aandeel bijstellingen en het opleidingsniveau van ouders’. Hij linkt daarbij het opleidingsniveau aan de hoogte van het gezinsinkomen. Over het algemeen geldt dat gezinnen meer te besteden hebben als het opleidingsniveau van de ouders hoog is.
De cijfers laten volgens Slob zien dat de adviezen van leerlingen met ouders met een mbo2-diploma even vaak worden bijgesteld als de adviezen van leerlingen met hbo-opgeleide ouders. Het is volgens hem wel zo dat de adviezen van leerlingen van ouders met een universitaire opleiding vaker worden bijgesteld.