Het Besluit actualisering deugdelijkheideisen funderend onderwijs maakt nog steeds niet precies helder wat de overheid verstaat onder ‘evident ondoelmatige besteding van de bekostiging’. Dit kan leiden tot aantasting van de rechtszekerheid van schoolbesturen, zo betogen de profielorganisaties VOS/ABB, Verus, VGS, VBS en VBSO in deze bijdrage aan de internetconsultatie over het besluit.
Het besluit geeft nadere invulling aan het begrip ‘evident ondoelmatige besteding’ uit de Wet actualisering deugdelijkheidseisen. Die wet was nodig omdat de Raad van State eind 2016 oordeelde dat de Wet op het voortgezet onderwijs niet voorziet in een specifieke bevoegdheid om de bekostiging te corrigeren in het geval van ondoelmatige aanwending van de rijksbekostiging.
Publieke gelden
‘Voor schoolbesturen is het belangrijk om ruimte te hebben en houden om te kunnen besturen en afwegingen te kunnen maken bij het aanwenden van bekostiging’, betogen VOS/ABB en de andere profielorganisaties in hun inbreng. Die ruimte is relatief en begrensd door wettelijke normen, erkennen ze. ‘Wij kunnen ons voorstellen dat de overheid op haar beurt ruimte wil hebben om te kunnen interpreteren of een schoolbestuur de bekostiging evident ondoelmatig heeft aangewend. Het gaat per slot van rekening om publieke gelden.’
In het besluit probeert het kabinet een middenweg te vinden tussen de ruimte van schoolbesturen en die van de overheid, constateren de profielorganisaties. Zij wijzen de regering op de ‘grote impact’ die het besluit kan hebben voor bestuurders en interne toezichthouders. Daarom ‘gaan we ervan uit dat dit ontwerpbesluit aan de Raad van State zal worden voorgelegd’.
Beschadigen
De profielorganisaties blijven na het bestuderen van van het besluit met veel vragen zitten. Zoals: ‘Weet een schoolbestuur nog wel waar het aan toe is? Wordt de rechtszekerheid niet aangetast? Wordt het bevoegd gezag niet bij voorbaat op achterstand geplaatst, ook doordat onhelder is hoe een procedure rond het bewijsvermoeden verloopt? Kan dit en het toenemend gebrek aan rechtsbescherming de organisaties en personen niet onnodig beschadigen? Gaat deze invulling dan ook niet verder dan noodzakelijk en aanvaardbaar is en tast het de vrijheid van inrichting van schoolbesturen niet aan?’