De rechtbank in Den Haag heeft bepaald dat het onterecht is een minderjarige asielzoeker op grond van de regeling voor het kinderpardon het land uit te wijzen als deze persoon niet in beeld was bij het Rijk, maar wel bij een gemeente.
Dit betekent dat het kinderpardon volgens de rechter niet zo strikt mag worden toegepast als staatssecretaris Fred Teeven van Justitie wil.De staatssecretaris gaat tegen de uitspraak in beroep. De behandeling daarvan kan wel vijf maanden duren. In de tussentijd worden er geen asielkinderen uitgezet die in beeld waren bij de gemeente.
Teeven stelt zich op het standpunt dat kinderen kunnen worden uitgezet als blijkt dat zij onder toezicht van hun gemeente in plaats van het Rijk stonden. Dit kan volgens Teeven ook als deze kinderen vijf jaar of langer in Nederland zijn. Dat is de termijn die als voorwaarde geldt voor het verkrijgen van een definitieve verblijfsvergunning.
De rechter in Den Haag stelt echter dat deze redenering niet kan worden gevolgd, omdat in eerder beleid en ook in het Regeerakkoord staat dat uitzetting is toegestaan als in dit geval een minderjarige asielzoeker zich ‘aan toezicht heeft onttrokken en daarmee een bewuste de keuze heeft gemaakt om niet uit Nederland te vertrekken maar hier illegaal te verblijven’.
Daar is volgens de rechter geen sprake van in het geval van kinderen die onder toezicht van hun gemeente stonden in plaats van het Rijk en die nu aanspraak maken op de kinderpardonregeling. De rechter oordeelt dat Teeven een verkeerde invulling geeft aan het begrip ‘hebben onttrokken aan toezicht’.
Het mag duidelijk zijn dat het oordeel van de rechter gunstig is voor asielzoekerskinderen die in Nederland zijn geworteld en hier naar school gaan en anderszins meedoen met de maatschappij.
Kinderombudsman
De kwestie rond deze kinderen werd in mei onder de aandacht gebracht door kinderombudsman Marc Dullaert. Hij vindt het ‘idioot’ dat asielkinderen die langer dan vijf jaar in Nederland zijn, toch kunnen worden uitgezet als blijkt dat zij onder toezicht van hun gemeente in plaats van het Rijk staan. Op grond van dit bureaucratische regeltje spreekt hij van ‘een loterij’.