De grote winnaars van de Tweede Kamerverkiezingen – de PVV van Geert Wilders en NSC van Pieter Omtzigt – willen artikel 23 van de Grondwet over de vrijheid van onderwijs houden zoals het is.
In het verkiezingsprogramma van de PVV staat de vrijheid van onderwijs ‘een groot goed’ is, maar ook dat er geen plaats mag zijn voor ‘onderwijs dat haaks staat op de belangrijkste uitgangspunten waarop onze samenleving is gebaseerd: vrijheid, gelijkwaardigheid van man en vrouw, heteroseksueel of LHBTI, gelovig of geloofsverlater’. Dit betekent volgens de partij van Geert Wilders dat islamitisch onderwijs moet worden verboden. In de verkiezingscampagne zei Wilders echter dat hij zijn ideeën rond de islam voorlopig in de ijskast wil zetten.
In het verkiezingsprogramma van de PVV staat ook dat scholen vrij moeten zijn van politieke indoctrinatie. ‘Wij willen politiek neutrale leraren voor de klas en politiek neutrale leerboeken in de klas. Zo moeilijk is het voor een leraar niet om ’s morgens zijn of haar politieke overtuiging samen met z’n jas aan de kapstok te hangen.’ Wat de PVV betreft is vorming in levensvisie en politiek niet aan de school, maar aan de ouders.
‘Geen ruimte bieden aan onverdraagzaamheid’
In het verkiezingsprogramma van Nieuw Sociaal Contract (NSC) staat dat die partij ‘zeer hecht aan artikel 23 van de Grondwet’, maar ook dat de vrijheid van onderwijs ‘niet mag worden misbruikt’. NSC erkent de vrijheid van ouders en scholen om een eigen levensbeschouwelijke grondslag te kiezen als basis voor de opvoeding en vorming van kinderen, mits hierbij wordt voldaan aan het reguliere curriculum en aan de wet. ‘We willen geen ruimte bieden aan het overdragen van onverdraagzaamheid en ondemocratische opvattingen door leraren of in lesmateriaal’, zo staat in het programma. De Inspectie van het Onderwijs moet hierop toezien, vindt de partij van Omtzigt.
In het verkiezingsprogramma staat ook dat NSC grote waarde toekent aan burgerschapsvorming. Alle leerlingen zouden volgens NSC mee moeten krijgen wat het betekent om te leven in een democratische rechtsstaat, bijvoorbeeld dat mensen respectvol moeten omgaan met elkaars meningen en overtuigingen.