Het aantal nieuwe voltijdstudenten op de pabo is tussen 2014 en 2015 met 35 procent afgenomen. Ook bij de lerarenopleidingen neemt het aantal nieuwe studenten af. Dat staat in een monitorrapportage over het hoger onderwijs.
Er is met name een enorme daling van de aantallen nieuwe studenten aan de pabo die afkomstig zijn uit mbo of havo. In 2015 waren die aantallen respectievelijk 55 procent en 26 procent lager dan in 2014. De totale instroom in de (voltijds)pabo was in 2015 ruim 3250, terwijl dat in 2006 nog ruim 7000 was.
Minister Jet Bussemaker van OCW meldde eerder dat de grote afname van het aantal mbo’ers dat naar de pabo gaat, samenhangt met strengere toelatingseisen. Met name studenten met een allochtone achtergrond zouden de pabo te moeilijk vinden.
Mannen en vrouwen
Het aantal vrouwen dat voor de pabo kiest, daalde met 36 procent, het aantal mannen met 30 procent. Hiermee verandert de man-vrouwverhouding in de pabo iets: het aandeel mannelijke pabostudenten in 2014 was 20 procent, in 2015 was dat 21 procent. In 2006 was het aandeel mannen in de instroom in de pabo 16 procent.
In de monitor staat verder dat de pabo de ‘betere’ vwo-hbo-doorstromer trekt. Vwo-gediplomeerden die kiezen voor de pabo, hebben doorgaans iets hogere eindexamencijfers behaald dan andere vwo’ers die kiezen voor het hbo.
Lerarenopleidingen
Ook de instroom in de eerstegraadslerarenopleidingen en onderwijsmasters in het hbo neemt af. In 2009 was nog sprake van een instroom van ruim 3700, in 2015 was dat ruim 2600. Aan de universiteiten starten jaarlijks ruim 1000 studenten met een eerstegraadslerarenopleiding. In 2013 waren dit er nog bijna 1200.
Leenstelsel en toegankelijkheid
Als wordt gekeken naar het hoger onderwijs in zijn geheel, dan wordt ook een daling van het aantal studenten gesignaleerd. De Vereniging Hogescholen legt hierbij een verband met de invoering van het leenstelsel voor studenten en maakt zich in het verlengde hiervan zorgen over de toegankelijkheid van het hoger onderwijs.
‘In het bijzonder de grote daling (7%) van het aandeel studenten waarvan geen van beide ouders een hogere opleiding heeft genoten is zorgwekkend en is een signaal dat de toegankelijkheid van het hbo onder druk staat’, aldus de Vereniging Hogescholen.
Boeggolfeffect
Minister Bussemaker stelt in aanbieidingsbrief bij de monitor dat de dip in de directe instroom ‘lijkt te passen bij een boeggolfeffect in de jaren 2013 en 2014’. Daarmee bedoelt zij dat de afgelopen jaren meer studenten ervoor kozen om direct na hun diploma aan een studie te beginnen, zodat zij nog een basisbeurs konden krijgen.
Nu studenten geen basisbeurs meer krijgen, maar moeten lenen als ze geld voor hun studie nodig hebben, kiezen meer jongeren voor een tussenjaar om bijvoorbeeld te werken of een lange reis te maken alvorens te gaan studeren.
Opwaartse sociale mobiliteit
Bussemaker noemt de toegankelijkheid van het hoger onderwijs nog steeds goed. ‘Nederland scoort hoog op dit gebied, ook in internationaal opzicht. Ons hoger onderwijs vervult nog steeds een emanciperende functie en draagt bij aan de opwaartse sociale mobiliteit’, aldus de minister. Zij baseert zich voor haar uitspraken op gegevens van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO).