De ouders zijn van invloed op het wel of niet hebben van interetnische vriendschappen van hun kinderen. Dat concludeert sociologe Sanne Smith. Zij deed voor haar promotie aan de Universiteit Utrecht onderzoek naar vriendschappen tussen 14-jarige klasgenoten in relatie tussen het gemengde karakter van hun school.
Scholen zijn steeds vaker etnisch divers. Dat vergroot het aantal vriendschappen tussen klasgenoten met verschillende achtergronden. Toch blijken jongeren relatief vaker vriendschappen te sluiten met klasgenoten met dezelfde etnische herkomst.
Uit de data die Smith onderzocht, blijkt dat jongeren minder interetnische vrienden hebben als in de vriendenkring van de ouders ook interetnische vriendschappen ontbreken. Daarnaast zijn er bij de kinderen minder van dit soort vriendschappen tussen verschillende culturen als de ouders het belangrijk vinden om etnische tradities te behouden.
Smith concludeert in haar proefschrift tevens dat allochtonen en autochtonen anders reageren op etnisch gemengde klassen. Allochtonen blijken volgens haar vriendschappen binnen dezelfde etnische groep te sluiten zodra zij de mogelijkheid daartoe hebben. Autochtonen gaan vooral vriendschappen binnen hun eigen groep aan als allochtonen een eenheid vormen.
Ze wijst er ook op dat interetnische vriendschappen vaker eindigen dan intra-etnische vriendschappen. Dat komt volgens haar door een lagere vriendschapskwaliteit: ‘Sociale steun is daarin van groot belang. Delen de twee vrienden vele andere vrienden, dan heeft die vriendschap meer kans om te blijven voortduren.’