Een kleine minderheid van de organisaties in het primair en voortgezet onderwijs kent een evenredige verdeling van mannen en vrouwen onder bestuurders, directeuren en toezichthouders. Dit blijkt uit de Monitor Genderdiversiteit.
Volgens het European Institute for Gender Equality is sprake van een evenredige verdeling als de verhouding mannen en vrouwen tussen de 40% en 60% ligt. In het primair onderwijs voldoet ongeveer 12% van de organisaties daaraan, terwijl dat in het voortgezet onderwijs circa 28% is. Het komt er in de praktijk meestal op neer dat bij een onevenredige verdeling sprake is van een ondervertegenwoordiging van vrouwen en een oververtegenwoordiging van mannen.
Wel is het zo dat vrouwen in het primair onderwijs oververtegenwoordigd en mannen ondervertegenwoordigd zijn als alleen naar de directiefuncties wordt gekeken. In het primair onderwijs is 66% van de directeuren vrouw. Dit is dus op basis van bovenstaande definitie onevenredig veel. In het voortgezet onderwijs daarentegen zijn vrouwen in directiefuncties met 42% in de minderheid. Dat valt nog net binnen de grenzen van evenredigheid.
Op de werkvloer is in het primair onderwijs met 87% vrouwen sprake van een zeer onevenredige man-vrouwverdeling, terwijl in het voortgezet onderwijs met 55% vrouwen sprake is van een evenredige verdeling.