Het primair en voortgezet onderwijs in Nederland zijn goed toegankelijk, maar de kwaliteit is niet voor iedere leerling gegarandeerd. Dit komt onder andere doordat het lerarentekort ongelijk verdeeld is. Dat en meer staat in het rapport Education at a glance 2024 van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO).
De OESO signaleert ook dat in Nederland de financiële thuissituatie relatief veel invloed heeft op de toegankelijkheid van het onderwijs. Nederland is wat dit betreft volgens de OESO zeker niet het enige land waar dit speelt.
Het rapport gaat onder andere in op de invloed van de financiële thuissituatie op de deelname van jonge kinderen aan voor- en vroegschoolse educatie en kinderopvang. In Nederland gaan volgens de OESO kinderen uit de hoogste inkomensgroep aanzienlijk vaker naar de kinderopvang dan kinderen uit de laagste inkomensgroep. Deze ongelijkheid benadrukt het belang van toegankelijke en betaalbare kinderopvang om gelijke kansen te creëren, al vanaf jonge leeftijd. De OESO meldt ook dat Nederlandse ouders in vergelijking met ouders in andere landen relatief veel moeten betalen voor deelname van hun kind aan voor- en vroegschoolse educatie.
Uitgaven aan onderwijs
Als wordt gekeken naar de totale uitgaven aan onderwijs in Nederland, valt op dat die met 5,4% van het bruto binnenlands product (bbp) hoger zijn dan het OESO-gemiddelde (5,1%) en het gemiddelde in de Europese Unie (4,5%). Het ministerie van OCW concludeert op basis van dit gegeven dat er in Nederland ‘politieke wil (is) om een kwalitatief hoogstaand en toegankelijk onderwijssysteem te behouden en verder te ontwikkelen’.
Een ander punt dat uit het OESO-rapport blijkt, is dat Nederlandse leraren relatief goed verdienen in vergelijking met collega’s in andere OESO-landen. Het besteedbare inkomen daarentegen lag ondanks salarisverhogingen in Nederland in 2023 ongeveer op hetzelfde niveau als in 2015. In de OESO-lidstaten Litouwen, Chili en Colombia steeg het besteedbare inkomen van leraren in die periode het sterkst (in Litouwen zelfs met ruim 70%), terwijl met name in Finse, Griekse en Italiaanse leraren hun besteedbare inkomen (licht) zagen dalen.