Er is geen sprake van een fusie van twee scholen als er geen leerlingen overgaan van de ene naar de andere school. Dat stelt de Rechtbank Noord-Holland in een zaak over de terugvordering van fusiecompensatie.
Het ministerie eiste ruim 3,3 ton terug van een stichting voor openbaar onderwijs. Reden daarvoor was dat bij het samenvoegen twee basisscholen geen leerlingen van de ene naar de andere school waren overgegaan. Volgens OCW was er daardoor geen sprake van samenvoeging.
De onderwijsstichting stelde dat op het moment van het samenvoegen van de twee scholen nergens in de toen geldende wet- en regelgeving stond dat er leerlingen moesten overgaan om voor fusiecompensatie in aanmerking te komen. Die voorwaarde kwam pas daarna.
De rechtbank ging niet in mee in die redenering. ‘De grammaticale uitleg, de wetssystematiek en de teleologische uitleg van de Regeling PO en de WPO’ rechtvaardigen volgens de rechtbank dat er geen sprake is van een samenvoeging van scholen als er geen leerlingen overgaan van de ene naar de andere school. Het doet er volgens de rechtbank niet toe dat dit niet letterlijk in de wet- en regelgeving stond.
In strijd met rechtszekerheid
Deze uitspraak staat haaks op een eerdere uitspraak in een vergelijkbare zaak. De Rechtbank Gelderland bepaalde in maart jongstleden dat het in strijd is met de rechtszekerheid om de overgang van leerlingen als vereiste te laten gelden bij de toekenning van fusiecompensatie.
In januari was er een vergelijkbare uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant. Die bepaalde ook dat het ministerie van OCW geen fusiecompensatie kon terugvorderen op basis van het criterium dat er sprake zou moeten zijn van de overgang van leerlingen.