In het schooljaar 2022-2023 hebben 30.246 leerlingen zonder startkwalificatie het onderwijs voortijdig verlaten. Dit aantal is nagenoeg gelijk aan de vorige meting over 2021-2022, toen het er 30.242 waren.
Met deze aantallen ligt de doelstelling van het ministerie van OCW nog ver weg: het is de bedoeling dat in 2026 het aantal voortijdig schoolverlaters (vsv’ers) minder dan 18.000 bedraagt.
Om het aantal vsv’ers naar beneden te krijgen, zet onderwijsminister Mariëlle Paul in op een nieuw actieplan dat afgelopen najaar naar de Tweede Kamer is gestuurd. ‘In dit actieplan zet ik stevig in op het aanpakken van de belangrijkste oorzaken van vsv: persoonlijke problemen, ongediplomeerde uitstroom naar werk (groenpluk) en een niet passende studiekeuze.’
De minister benadrukt dat regionale samenwerking van levensbelang is om het aantal vsv’ers terug te dringen. ‘De inspanningen van scholen en gemeenten moeten gericht zijn op jongeren die de begeleiding het hardst nodig hebben en moeten bewezen bijdragen aan het tegengaan van vsv’, aldus Paul.