Vmbo-scholen moeten meer gebruikmaken van effectieve anti-pestprogramma’s. Dat zegt minister Van Engelshoven van Onderwijs in een brief aan de Tweede Kamer, die ze net voor het reces heeft verstuurd.
De minister beantwoordt in deze brief de Kamervragen van het Tweede Kamerlid Kirsten van den Hul (PvdA), die aan de bel had getrokken na een rapportage van scholierenorganisatie LAKS over veiligheid op school. Daaruit bleek dat een flink percentage leerlingen in het vmbo en praktijkonderwijs zich niet veilig voelt.
De minister heeft de cijfers vergeleken met andere vormen van monitoring van de veiligheidsbeleving in het voortgezet onderwijs. Dan zijn de uitkomsten minder alarmerend dan die van LAKS, maar de conclusie van OCW is toch dat er ‘een onwenselijk groot verschil tussen de schooltypen’ is.
Wet veiligheid op school
Op de vraag hoe ze dit wil aanpakken, wijst de minister op de invoering van de Wet veiligheid op school in 2015. Deze wet verplicht scholen te zorgen voor een veilig schoolklimaat. De Inspectie van het Onderwijs let erop dat daar echt werk van wordt gemaakt. Het lijkt effect te hebben, want het aantal leerlingen dat zegt gepest te worden, neemt iets af.
Tegelijkertijd blijkt het gebruik van anti-pestprogramma’s in het voortgezet onderwijs achter te blijven. ‘Dat is een gemiste kans’, aldus Van Engelshoven. Ze gaat in overleg met onder meer de VO-raad om te bezien hoe het gebruik van bewezen effectieve anti-pestprogramma’s met name op vmbo’s en praktijkscholen gestimuleerd kan worden. Ook wil ze de scholen wijzen op de mogelijkheden van ondersteuning door de Stichting School en Veiligheid.
Lees hier de brief met alle cijfers van minister Van Engelshoven