‘Het is onwenselijk dat er wordt getwijfeld aan de betrouwbaarheid van de doorstroomtoets en aan de rol die de toets speelt bij het vergroten van kansengelijkheid.’ Dat benadrukt demissionair onderwijsminister Mariëlle Paul in antwoord op Kamervragen.
Tweede Kamerlid Claudia van Zanten van de BBB trok bij de minister aan de bel naar aanleiding van een artikel in de Volkskrant. Daarin stond dat de resultaten van de nieuwe doorstroomtoets voor groep 8-leerlingen dusdanig afwijken van de voorlopige schooladviezen, dat schoolleiders twijfelen aan de betrouwbaarheid van de nieuwe toetsmethode.
De minister benadrukt in haar antwoorden dat de doorstroomtoets ‘dankzij een nieuwe normering (…) nog beter als objectief, tweede gegeven, onafhankelijk van het schooladvies’ functioneert. Het is onmogelijk, stelt zij, om de resultaten van nu te vergelijken met die van de eindtoets, die tot vorig jaar in groep 8 werd afgenomen.
Paul wijst er in haar antwoorden ook op dat de doorstroomtoets zorgt voor meer kansengelijkheid. Als een leerling de toets beter maakt dan op basis van het schooladvies wordt verwacht, moet de school in principe het advies naar boven bijstellen. Dit gaat volgens de minister onderadvisering tegen en zou ervoor zorgen dat meer leerlingen op een voor hen passend schooltype kunnen starten.