Middelbare scholen die het vak Chinese taal en cultuur aanbieden en daarvoor geld krijgen van het Confucius Instituut, bepalen zelf hoe zij dat geld ten gunste laten komen van dat vak. Onderwijsminister Robbert Dijkgraaf is niet bang dat de Chinese overheid als geldschieter invloed uitoefent op het Nederlandse voortgezet onderwijs. Dit zegt hij in antwoord op Kamervragen van de VVD.
De vragen van Tweede Kamerlid Mariëlle Paul volgden op de publicatie van een artikel van de lokale nieuwssite HCNieuws over het openbare Haarlemmermeer Lyceum in Hoofddorp. Deze school opende in januari een Confucius Classroom. Daarvoor krijgt de school geld van het Confucius Instituut, dat wordt beheerd door de Chinese staat. Dit instituut kan wel worden vergeleken met de Alliance française, de British Council en het Goethe-Institut, die de kennis van taal en cultuur van respectievelijk Frankrijk, Groot-Brittannië en Duitsland verspreiden.
Over het Confucius Instituut zijn echter twijfels gerezen, omdat de vrees bestaat dat het regime van Xi Jinping via dit instituut invloed wil uitoefenen op het onderwijs in Nederland. Daarover publiceerde Instituut Clingendael in 2020 het rapport China’s invloed op onderwijs in Nederland. Dijkgraaf erkent dat er twijfels zijn over de positie van het instituut ten opzichte van kennisinstellingen, zoals universiteiten. Maar wat betreft het voortgezet onderwijs zijn er volgens hem geen signalen dat de Chinese staat invloed zou willen uitoefenen.