Het is ‘volledig legitiem en juist’ dat een openbare school niet verplicht is een gebedsruimte in te richten. Dat meldt onderwijsminister Dennis Wiersma in reactie op Kamervragen van Stephan van Baarle van DENK.
Van Baarle sloeg aan op het NRC-artikel Scholen worstelen met gebedsruimtes voor leerlingen – ‘bij ons wordt niet aan religie gedaan’ en wilde weten hoe de minister denkt over het oordeel van de Commissie gelijke behandeling (tegenwoordig College voor de Rechten van de Mens) dat openbare scholen niet verplicht zijn om een gebedsruimte in te richten als daarom wordt gevraagd. Het DENK-Kamerlid beschouwt dit als een verbod om op school te bidden.
De minister antwoordt dat het uitgangspunt is dat alle leerlingen zich op school vrij en veilig moeten kunnen voelen en zichzelf moeten kunnen zijn. ‘Daarom kun je in Nederland de school kiezen die het beste bij jou past en bieden we via artikel 23 van de Grondwet alle ruimte aan bijzondere scholen.’ Hij voegt daaraan toe dat veel leerlingen en ouders bewust kiezen voor het openbaar onderwijs, dat niet uitgaat van een godsdienst of geloofsovertuiging.
In dat licht is het volgens Wiersma ‘volledig legitiem en juist’ dat openbare scholen niet verplicht zijn om een gebedsruimte in te richten. Het ontbreken van die plicht betekent volgens hem niet dat het in openbare scholen verboden is om te bidden, zoals DENK stelt.
Advies VOS/ABB
VOS/ABB wees eerder ook op het oordeel van de Commissie gelijke behandeling, maar meldde ook dat het ontbreken van een plicht tot het inrichten van een gebedsruimte niet betekent dat dat niet kán.
Het advies van VOS/ABB is om als daar aanleiding toe is het gesprek aan te gaan over de positie van religie en levensbeschouwing in de openbare school. De uitkomst kan zijn om bijvoorbeeld een algemene ruimte in te richten die leerlingen en personeelsleden op basis van goede afspraken kunnen gebruiken voor rust of bezinning.