Een meerderheid in de Tweede Kamer is ertegen om in het onderwijs een minimumpercentage van de lumpsumbekostiging te besteden aan personeel en ondersteuning.
In een motie van SP, GroenLinks en PvdA stond dat de regering ‘op korte termijn en in samenspraak met scholen en docenten’ moest komen met een minimumpercentage van de lumpsum per schoolsoort dat aan leraren en onderwijsondersteuners zou moeten worden uitgegeven. In een andere motie van de PVV stond dat op basis van leerling/leraarratio’s de personeelslasten in de lumpsum zouden moeten worden geoormerkt. Beide moties werden verworpen.
Slecht plan
In september zei onderwijsminister Arie Slob dat hij het geen goed idee vindt om schoolbesturen te dwingen een minimumpercentage van de lumpsum te besteden aan personeel en ondersteuning. Hij benadrukte toen dat de variatie in scholen en bekostiging groot is. Dit maakt het volgens hem lastig een minimumpercentage voor te schrijven. Wel kan het volgens hem goed zijn voor schoolbesturen als zij hun uitgaven aan personeel en ondersteuning vergelijken met die van andere besturen.
De minister zei verder dat uit gesprekken met bestuurders blijkt dat personele kosten de laatste post zijn waarop zij in het geval van een bezuiniging zouden korten. Bovendien wees hij op het feit dat scholen sinds 2006 al meer geld uitgeven aan personeel in de vorm van hogere salarissen die harder zijn gestegen dan de cao-lonen.
Averechts
In reactie op het plan van D66 en SP meldde hij ook dat het positieve effect van een minimumpercentage nihil zou zijn. Het zou zelfs averechts kunnen uitwerken: ‘Een potentieel pervers gedragseffect ervan kan (…) zijn dat schoolbesturen een minimumpercentage als norm gaan zien en hun uitgaven navenant verlagen’, zo waarschuwde Slob.