Het aandeel vmbo’ers is de afgelopen tien jaar licht gedaald van 55 naar 52 procent. Regionaal zijn er grote verschillen. Dat staat in de Landelijke Jeugdmonitor 2018 van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Binnen het vmbo nam het aandeel leerlingen vmbo-basis af en dat van leerlingen op vmbo-theorie toe. Onder jongens bleef in de periode 2007-2018 het percentage vmbo’ers hoger dan onder meisjes, met een gemiddeld verschil van bijna 5 procentpunten. Daarnaast volgden meisjes vaker dan jongens de gemengde of theoretische leerweg.
Leerlingen met een niet-westerse migratieachtergrond zitten verhoudingsgewijs vaker op het vmbo dan leerlingen met een Nederlandse of andere westerse achtergrond. In 2017-2018 zat 64 procent van de leerlingen met een niet-westerse migratieachtergrond in het derde leerjaar op het vmbo, tegen respectievelijk 51 en 47 procent van de leerlingen met een Nederlandse of andere westerse achtergrond.
Binnen het vmbo volgden leerlingen met een niet-westerse migratieachtergrond vaker vmbo-basis en -kader dan leerlingen met een Nederlandse of andere westerse achtergrond. Dit geldt zowel voor jongens als voor meisjes.
Het aandeel vmbo-leerlingen in het derde leerjaar verschilt sterk per regio. Zo waren in de gemeenten Pekela, Grootegast en Hoogeveen relatief de meeste vmbo’ers (ruim 70 procent). In de gemeenten Bloemendaal, Heemstede en Oegstgeest volgde nog geen 20 procent in het derde leerjaar een vmbo-opleiding.