Het is niet bewezen dat afnemende zwemvaardigheid het gevolg is van het afschaffen van het verplichte zwemonderwijs, antwoordt minister Edith Schippers op Kamervragen van de SP.
De Tweede Kamerleden Renske Leijten en Jasper van Dijk, beiden van de SP, hadden minister Schippers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport vragen gesteld naar aanleiding van berichten in de media dat de Reddingsbrigade Nederland het erg druk heeft vanwege de afnemende zwemvaardigheid van veel kinderen.
Schippers stelt dat dit een gevolg ins van het feit dat kinderen steeds minder vaak gaan zwemmen. Ze legt de schuld hiervoor bij de ouders, die vaker met hun kinderen naar het zwembad zouden moeten gaan. Er is volgens haar geen bewijs voor een oorzakelijk verband tussen het wegbezuinigen van het verplichte zwemonderwijs en de afnemende zwemvaardigheid van kinderen.
Schoolzwemmen
In 2010 zei toenmalig minister André Rouvoet al dat de verantwoordelijkheid voor de zwemvaardigheid in eerste instantie bij de ouders ligt en niet bij de scholen en de gemeenten. Hij zei toen, eveneens naar aanleiding van Kamervragen van de SP, dat schoolzwemmen slechts een beperkte invloed heeft op de zwemvaardigheid van leerlingen.
Aanleiding destijds voor de Kamervragen van de SP waren gegevens van het Sociaal en Cultureel Planbureau over de slechte zwemvaardigheid van met name kinderen met een allochtone achtergrond. Van allochtone kinderen tot 16 jaar bleek toen 76 procent een zwemdiploma te hebben, terwijl dat bij autochtone kinderen 88 procent was.