Sinds het schooljaar 2009-2010 is het aantal achterstandsleerlingen in het basisonderwijs met bijna 46.000 gedaald. De afname hangt samen met het stijgende gemiddelde opleidingsniveau van de bevolking. Deze en andere opmerkelijke punten staan in de Landelijke Jeugdmonitor 2014 van het Centraal Bureau voor de statistiek (CBS) en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Bijna een kwart van alle achterstandsleerlingen tot 12 jaar zit in een van de vier grote steden (G4) op school. Ter vergelijking: van alle basisschoolleerlingen was dat 13 procent. Het relatief hoge aandeel achterstandsleerlingen in de G4 hangt samen met de concentratie van inwoners van niet-westers allochtone herkomst in de grote steden. Alhoewel hun opleidingsniveau geleidelijk aan stijgt, zijn zij nog steeds vaker lager opgeleid dan andere bevolkingsgroepen.
Als wordt gekeken naar het derde jaar van het voortgezet onderwijs, zit 54 procent van de leerlingen op het vmbo. Tien jaar geleden was het aandeel vmbo’ers 59 procent. Binnen het vmbo neemt het aandeel leerlingen dat de gemengde of theoretische leerweg volgt toe. Ook het aandeel leerlingen op de havo en het vwo nam de afgelopen tien jaar toe.
Meisjes gaan vaker naar de havo en vooral het vwo en minder vaak naar de beroepsgerichte leerwegen van het vmbo dan jongens. Leerlingen met een niet-westers allochtone achtergrond gaan duidelijk minder vaak naar havo/vwo dan autochtone leerlingen. Van de niet-westerse allochtonen zat 33 procent op de havo, het vwo of in een gemeenschappelijk leerjaar tegen 49 procent van de autochtonen.
Het verschil is sinds 2003-2004 wel iets kleiner geworden. In dat jaar bedroegen de percentages respectievelijk 28 en 46 procent. Vooral Marokkaanse jongeren haalden veel van hun (grote) achterstand in, meldt het CBS.