Bij het ministerie van OCW snappen ze nog steeds niet wat er wordt bedoeld met de menselijke maat in het onderwijs. Het gaat niet om de omvang van de organisatie, maar om de manier waarop die is georganiseerd!
Minister Jet Bussemaker en staatssecretaris Sander Dekker van OCW hebben in een brief aan de Tweede Kamer over fusies in het onderwijs aangegeven dat de menselijke maat voldoende geborgd moet blijven. Daaraan verbinden ze kwantitatieve criteria. Een uitgebreide fusietoets blijft volgens hen noodzakelijk als er in het primair onderwijs een school met meer dan 500 leerlingen ontstaat. In het voortgezet onderwijs ligt die grens op 3000 leerlingen. Ze verbinden ook scherpe getalscriteria aan bestuurlijke fusies.
Persoon of formaat
Uit gesprekken die het ministerie van OCW met het onderwijsveld heeft gevoerd voorafgaand aan de publicatie van de brief (er is onder andere met VOS/ABB gesproken) kwam duidelijk naar voren dat de menselijke maat meer betrekking zou moeten hebben op de personen in de organisatie dan op het formaat ervan. Er ontstaat immers pas een probleem als de onjuiste persoon bestuurder wordt. Het maakt dan niet uit hoeveel scholen er onder een bestuur vallen.
Een voorbeeld dat in de gesprekken met het veld werd genoemd, is het Bestuur Openbaar Onderwijs Rotterdam (BOOR), dat met het huidige bestuur niet als te groot wordt gezien. BOOR heeft 78 scholen onder zich, terwijl de fusietoets in het begin uitging van circa 10 scholen als maximum voor de menselijke maat.
Groot en menselijk
De menselijke maat zit hem dus niet zozeer in de omvang van de totale organisatie, maar in de wijze waarop de bedrijfsvoering is vormgegeven. Een bestuur van 10 scholen dat alles centralistisch regelt en van bovenaf oplegt, heeft geen menselijke maat. Daarentegen heeft een bestuur van 100 scholen dat veel decentraal heeft belegd, wel een menselijke maat. Dit komt bij het ministerie van OCW helaas nog steeds niet binnen.
Hans Teegelbeckers, senior-beleidsmedewerker VOS/ABB