Artikel 23 van de Grondwet over de vrijheid van onderwijs moet ondergeschikt worden gemaakt aan artikel 1 waarin het gelijkheidsbeginsel is geformuleerd. Dat benadrukt historicus en oud-conrector Carel Verhoef op de opiniepagina van Trouw.
Het stuk van Verhoef volgt op de recente ophef over reformatorische scholen die van ouders een verklaring eisen dat zij homoseksualiteit afwijzen. Onderwijsminister Arie Slob (ChristenUnie) kreeg een golf van kritiek over zich heen, nadat hij in de Tweede Kamer had uitgelegd dat dergelijke verklaringen mogen op grond van grondwetsartikel 23. Een dag later verklaarde hij, onder druk gezet door met name de coalitiepartners D66 en VVD, dat dergelijke verklaringen te ver gaan.
Later benadrukte Slob in de Schimmelpennincklezing dat de felle kritiek die hij over zich had afgeroepen, hem heeft aangegrepen. ‘Ik wil dat iedere lhbti-jongere zich vrij en veilig voelt op school’, aldus een geëmotioneerde minister.
Artikel 23 botst met gelijkheidsbeginsel
Voor Verhoef toont de commotie aan ‘dat de praktijk op refoscholen nog altijd botst met het gelijkheidsbeginsel’, zoals dat is vastgelegd in artikel 1 van de Grondwet. Hij heeft er weinig vertrouwen in dat invoering van algemene acceptatieplicht, zoals voorgesteld door verschillende politieke partijen, een oplossing zal zijn ‘voor het almaar voortslepende gedoe rond de vrijheid van onderwijs, zoals vastgelegd in artikel 23 van de Grondwet’.
‘Dit keer gaat het over homoseksualiteit op een refoschool. De volgende keer wellicht over scholen waar leerlingen worden geweigerd omdat zij thuis open internet of tv hebben, of zich niet aan de kledingregels en de voorgeschreven haardracht willen houden. In 1988 is aan een joodse school een leerling afgewezen omdat zijn moeder geen Jodin was. Er zijn docenten ontslagen vanwege praktiserend homo-zijn, of ongehuwd samenwonen’, aldus de oud-conrector van het protestants-christelijke Marnix College in Ede.
Wetenschap en democratische rechtsstaat
Hij wijst er bovendien op dat er scholen zijn die op grond van artikel 23 leerstof aanbieden die is ontleend aan een godsdienstige overtuiging en die haaks staat op de wetenschap of de democratische rechtsstaat. ‘Er zijn scholen waar het creationisme of de theorie van het Intelligent Design boven de evolutieleer wordt geplaatst, waar leerlingen wordt verteld dat de aarde in zes dagen is geschapen, of waar de ouderdom van de aarde op zesduizend jaar wordt gesteld. Op sommige islamitische scholen worden politieke ideeën verkondigd die haaks staan op de grondslagen van onze democratische rechtsstaat.’
Verhoef vraagt zich af of dit nog deugdelijk onderwijs kan worden genoemd, zoals bedoeld in artikel 23 lid 5 en 6. ‘Deugdelijk onderwijs dient uit te gaan van wetenschappelijk verifieerbare kennis en niet van religieuze vooronderstellingen.’ Godsdienstige leerstelligheden horen volgens Verhoef niet thuis ‘in het door de staat gesubsidieerde onderwijs’.
Gemengde school voor alle gezindten
In dit kader pleit Verhoef ervoor om een hiërarchie van grondrechten aan te brengen, ‘waarbij de vrijheid van onderwijs en van godsdienst ondergeschikt worden gemaakt aan artikel 1’. Hij pleit ook voor de ‘gemengde school voor alle gezindten’ die kinderen leren om te gaan met en respect op te brengen voor klasgenoten met een andere geloofs- of levensovertuiging. ‘Alleen langs deze weg bevorderen wij de zo noodzakelijke cohesie in onze samenleving’, aldus Verhoef.
VOS/ABB had in juni 2015 een interview met Verhoef naar aanleiding van de publicatie van zijn boek Inperking vrijheid van onderwijs. De maatschappelijke noodzaak tot herziening van artikel 23 van de grondwet.
In maart 2016 was Verhoef een van de sprekers op een door VOS/ABB en de Universiteit voor Humanistiek georganiseerde symposium over de vrijheid van onderwijs.
Eveneens in maart 2016 verscheen in Trouw een opiniestuk van Verhoef naar aanleiding van een interview met ChristenUnie-leider Gert-Jan Segers, die destijds zei dat er in liberale kringen de wens zou zijn om een rekening te vereffenen met het christelijk onderwijs.