Het Nationaal Programma Onderwijs (NPO) kent onvoldoende duidelijk geformuleerde maatschappelijke doelstellingen. Daardoor is het lastig om de doeltreffendheid en doelmatigheid van het programma vast te stellen. Dat concludeert de commissie voor de Rijksuitgaven.
Het NPO is het steunpakket van in totaal 8,5 miljard euro dat de voormalige onderwijsministers Ingrid van Engelshoven en Arie Slob bijna een jaar geleden invoerden om leerachterstanden als gevolg van de coronacrisis te herstellen. Van dat bedrag is 5,8 miljard euro voor het primair en voortgezet onderwijs.
De Algemene Rekenkamer had de commissie voor de Rijksuitgaven verzocht onderzoek te doen naar de resultaten van het NPO. Aan dat verzoek kan de commissie niet voldoen, omdat niet goed is geformuleerd wat er met het NPO zou moeten worden bereikt. ‘Alhoewel de commissie begrijpt dat dit voortkomt uit een afweging tussen snelheid en zorgvuldigheid, zijn onduidelijke doelstellingen en het gemis van bijbehorende indicatoren een obstakel om de doeltreffendheid en doelmatigheid van het programma vast te stellen’, zo staat in een brief van de commissie voor de Rijksuitgaven aan de Vaste Kamercommissie voor OCW.
De Kamercommissie krijgt het advies om met de nieuwe onderwijsministers Robbert Dijkgraaf en Dennis Wiersma om de tafel te gaan om duidelijkere maatschappelijke doelstellingen van het NPO en bijbehorende indicatoren vast te stellen.