De school verkeert in zwaar weer. Het bevoegd gezag zet een fusietraject in werking dat leidt tot een fusiebesluit dat eerst aan de medezeggenschapsraad (MR) en dan aan de Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad (GMR) voor instemming wordt voorgelegd. De GMR stemt in en het bevoegd gezag neemt het fusiebesluit, dat ook een invoering van Montessori-onderwijs voor de fusieschool inhoudt. De O(L)MR roept de nietigheid van het fusiebesluit in op grond van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het bevoegd gezag verzoekt vervolgens de Commissie toestemming te geven de besluiten tot fusie en invoering van Montessori-onderwijs te mogen nemen.
De Commissie wijst de verzoeken af.
Het beroep op de nietigheid is niet gestoeld op de Wms maar op het BW. Het fusiebesluit is daarom nog steeds rechtsgeldig in de zin van de Wms. Daarom is een verzoek om toestemming om het besluit te mogen nemen niet nodig.
Verder geldt dat onder wijziging van de grondslag niet verstaan dient te worden de wijziging van het onderwijskundig concept van de school, maar de identiteit van de school, zoals in dit geval de protestants-christelijke grondslag.
Het gehele oordeel is hier te vinden.