In het vak godsdienst/levensbeschouwing in het voortgezet onderwijs zou het proces van de leerling centraal moeten staan die zijn eigen levensvragen wil verkennen en daarover in dialoog wil met anderen. Dat vindt adviseur Tamar Kopmels van VOS/ABB. Ze is geïnterviewd door de studenten Max Farasat en Kim van der Straaten van de Universiteit Leiden die een artikel hebben geschreven over de toekomst van het vak.
Kopmels vertelt dat de relevantie van het vak godsdienst/levensbeschouwing voornamelijk het vormende aspect is. Zij stelt dat dit bijdraagt aan goed burgerschapsonderwijs.
Het voortgezet onderwijs zou volgens Kopmels niet enkel kennis moeten overdragen, maar leerlingen ook moeten vormen tot burgers die klaar zijn voor de samenleving die hun te wachten staat. Ze pleit ervoor om niet alleen in de lessen godsdienst/levensbeschouwing aandacht te hebben voor de vorming van de leerling, maar ook in andere vakken. ‘De vorming van de leerling is een overkoepelende opdracht van de school’, aldus Kopmels.
Actief nadenken over levensvragen
Wat betreft de overdracht van kennis over verschillende religieuze stromingen, merkt Kopmels op dat die kennis leerlingen vooral in staat zou moeten stellen om de betekenis van religieuze/levensbeschouwelijke verschijnselen beter te begrijpen. Door de levensvragen die in een bepaald ritueel of verhaal aan bod komen, kan de leerling volgens haar actief nadenken over de eigen levensvragen, waardoor bewustwording ontstaat.
De auteurs van het artikel spraken ook met vakdidacticus Michaël van der Meer van het interfacultair centrum voor lerarenopleiding aan de Universiteit Leiden en met Iris van de Sloot, student aan de Leidse lerarenopleiding Religie en Levensbeschouwing.