Het bijzonder onderwijs mag nog steeds onderscheid maken op grond van godsdienst. Voorwaarde is wel dat scholen op dit punt consequent zijn. In het openbaar onderwijs is de situatie uiteraard anders: hier gelden algemene toelaatbaarheid en benoembaarheid.
De Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs (VGS) bericht over het College voor de Rechten van de Mens, dat bevestigt dat een christelijke school van een docent mag eisen meelevend lid van een kerk te zijn. ‘Ook in eerdere oordelen is dit de consistente lijn van het College’, aldus de VGS, die een aantal oordelen op een rij heeft gezet. Deze vereniging noemt de oordelen ‘een steun in de rug voor een stevig personeelsbeleid dat past bij de grondslag van uw school’.
Een recente casus gaat over de protestants-christelijke school De Meerwaarde uit Barneveld. Deze school liet een docent weten dat het geen zin had te solliciteren, omdat hij geen meelevend lid was van een kerk. De docent vond dat er sprake was van verboden onderscheid op grond van godsdienst en ging daarom in beroep bij het College voor de Rechten van de Mens.
Het College oordeelde dat een christelijke school om haar grondslag te verwezenlijken onderscheid mag maken op grond van godsdienst, mits dit consequent gebeurt. Dat betekent dat deze eis aan alle personeelsleden moet zijn gesteld.
Kernwaarden
In het openbaar onderwijs is algemene toelaatbaarheid en benoembaarheid van kracht. Dit betekent dat openbare scholen voor de toelating van leerlingen en de benoeming van personeel geen onderscheid maken op grond van sociale, culturele of levensbeschouwelijke achtergrond. Dit is vervat in de kernwaarden van het openbaar en algemeen toegankelijk onderwijs.