In 2022 lagen de overheidsuitgaven voor het basisonderwijs gecorrigeerd voor inflatie ruim 67 keer hoger dan in het jaar 1900. Dat blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
In het jaar 1900 gaf de overheid aan basisonderwijs omgerekend in euro’s 7 miljoen uit. Dat zou nu gecorrigeerd voor inflatie € 237 miljoen zijn. In 2022 ging er € 16 miljard naar het primair onderwijs. Dat is ruim 67 keer zo veel.
De stijging komt door de bevolkingstoename (in 1900 had Nederland 5,1 miljoen inwoners, nu zijn dat er 17,9 miljoen) in combinatie met ontwikkelingen op het gebied van wetgeving. Denk daarbij aan de verlaging van de leerplichtige leeftijd, hogere salarissen voor onderwijspersoneel en verplichte opbouw van pensioenen.
Het aantal leerlingen in het basisonderwijs nam toe van 755 duizend in 1900 tot 1,36 miljoen in 2023-2024. Het schooljaar met het hoogste aantal leerlingen in het basisonderwijs was 1971-1972: 1,47 miljoen. Daarna daalde het aantal leerlingen doordat er minder kinderen werden geboren. Tussen de schooljaren 1977-1978 en 1984-1985 nam het aantal leerlingen in het basisonderwijs gemiddeld met ongeveer 44 duizend per schooljaar af.