De omvang van het schoolbestuur is geen relevante maatstaf voor de beleving van schaal. Dat stelt onderwijsminister Arie Slob in een brief aan de Eerste en Tweede Kamer over het onderzoeksrapport Dorpsschool of leerfabriek?.
Slob wijst er in zijn brief op dat voor de beleving van schaal door leerlingen, ouders en leraren vooral de omvang van schoolvestigingen van belang is. Er is geen relatie tussen de omvang van een bestuur en het aantal leerlingen per school of vestiging: de leerlingenaantallen op scholen of vestigingen zijn bij grote besturen vergelijkbaar met de leerlingenaantallen bij kleine besturen. Er zijn grote besturen met kleine scholen en ook kleine besturen met grote scholen.
Schaalgrootte en schoolprestaties
In het onderzoek is onder andere gekeken naar onderwijskwaliteit. Op basis van beschikbare literatuur trekken de onderzoekers de conclusie dat er geen sterk bewijs is voor een relatie tussen schaalgrootte en schoolprestaties. Dat geldt volgens hen voor schaalgrootte op zowel school- als bestuursniveau. ‘Op basis van dit onderzoek en de aangehaalde literatuur kan niet worden gesteld dat grotere scholen beter presteren en kleinere scholen minder, of andersom’, aldus Slob.
Uit het onderzoek volgt wel dat schaalgrootte zowel op school- als op bestuursniveau samenhangt met professionalisering. Grotere besturen zijn professioneler georganiseerd, bijvoorbeeld door de inrichting van een bestuursbureau. ‘In grotere besturen en op grotere scholen bestaan meer specialisaties in de functies gerelateerd aan het primair proces. Er zijn bijvoorbeeld vaker interne begeleiders of zorgcoördinatoren’, zo staat in de brief van de minister.
Effecten schaalgrootte ‘erg genuanceerd’
Slob benadrukt dat de inzichten uit het onderzoek laten zien dat de effecten van verschillende schaalgrootten ‘erg genuanceerd’ liggen. ‘Ten aanzien van sommige factoren kan geen duidelijke relatie met schaalgrootte worden vastgesteld. In andere gevallen is er wel een effect, maar bestaat dat effect eerder in een positieve samenhang met schaalgrootte dan in een negatieve samenhang.’