De gemiddelde groepsgrootte in het basisonderwijs is dit jaar licht gedaald tot 22,6 leerlingen. Dat meldt onderwijsminister Arie Slob op basis van een steekproef door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).
In een brief aan de Tweede Kamer meldt Slob dat tot 2013 sprake was van een lichte stijging in de gemiddelde groepsgrootte. Tussen 2013 en 2016 was de gemiddelde groepsgrootte stabiel. Er zaten toen gemiddeld 23,3 leerlingen in een groep. Dit jaar is de gemiddelde groepsgrootte licht gedaald tot 22,6 leerlingen.
De diversiteit binnen en tussen scholen lijkt weinig anders dan voorgaande jaren, staat in de brief van de minister. De daling van het aantal groepen met meer dan 30 leerlingen heeft zich volgens hem verder doorgezet. ‘In 2019 heeft nog 2% van de groepen meer dan 30 leerlingen. In 2018 was dat ruim 4%, in 2017 bijna 5% en in 2016 was dat bijna 7%’, aldus Slob. Hij signaleert ‘een lichte verschuiving naar meer kleinere groepen’.
Er zijn regionale verschillen: in het noorden van het land zijn de groepen met gemiddeld 21,1 leerlingen het kleinst. In het zuiden van het land ligt het gemiddelde op 22,7 leerlingen en in het westen en midden van het land op 22,8 leerlingen.
Van de vier grote steden en Almere, heeft die laatste stad met gemiddeld 23,0 leerlingen de grootste groepen. In Rotterdam zijn de groepen met gemiddeld 21,5 leerlingen het kleinst.
Adviesrecht groepsgrootte
Slob schrijft dat de lichte daling van de gemiddelde groepsgrootte als positief kan worden gezien, maar hij benadrukt tegelijkertijd dat de ideale groepsgrootte niet bestaat. ‘Vanuit een onderwijsvisie wordt, samen met leerkrachten en ouders, gekeken hoe het beste onderwijs aan leerlingen gegeven kan worden. De groepsindeling is onderdeel van die visie.’
Omdat hij maatwerk belangrijk vindt, werkt hij vooralsnog toe naar een adviesrecht voor medezeggenschapsraden in het primair onderwijs op de groepsgrootte. ‘Ik hoop dat dit adviesrecht de dialoog en de besluitvorming ten aanzien van de groepsgrootte in het primair onderwijs, en daarmee de onderwijskundige visievorming op scholen, zal versterken’, zo staat in zijn brief.