De FNV heeft het kort geding over het loonruimteakkoord verloren. Dat akkoord is volgens de Haagse voorzieningenrechter geldig voor onder anderen de mensen die in het onderwijs werken.
In juli bereikten de betrokken ministers, de overheidswerkgevers en de vakcentrales voor overheidspersoneel met uitzondering van de FNV (waarbij de Algemene Onderwijsbond (AOb) is aangesloten) een onderhandelingsakkoord over loonruimte voor de publieke sector.
Daarbij zijn zowel loon- als pensioenafspraken gemaakt, die – voor wat betreft de pensioenafspraken – zijn bekrachtigd in de Pensioenkamer van de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid (ROP). Op basis van deze bekrachtigde afspraken wordt binnenkort de ABP-pensioenregeling aangepast en vinden cao-onderhandelingen plaats, onder andere in het onderwijs.
De FNV spande het kort geding aan, omdat de vakcentrale zich buiten spel gezet voelde bij de totstandkoming van het loonruimteakkoord. De bond stelde dat over de pensioenafspraken geen open en reëel overleg heeft plaatsgevonden. Hierdoor is volgens de FNV niet voldaan aan het grondrecht op collectief onderhandelen.
De rechter is het hier niet mee eens. Over de in het onderhandelingsakkoord neergelegde pensioenafspraken heeft volgens de kortgedingrechter tussen alle werkgevers- en werknemerscentrales wel degelijk open en reëel overleg plaatsgevonden. De rechter wijst erop dat de FNV er zelf voor koos het overleg te verlaten.
Anders dan FNV stelt kan niet gezegd worden dat gehandeld is in strijd met het recht op collectieve onderhandelingen, vindt de kortgedingrechter.
De FNV gaat in hoger beroep.