Vanaf 1 januari 2016 gelden andere fiscale spelregels voor de beloning van toezichthouders in het onderwijs. Govers Onderwijs Accountants geeft een toelichting.
Bij een beloning voor toezichthouders in het onderwijs is volgens de huidige wet veelal sprake van een fictieve dienstbetrekking. Het schoolbestuur is daardoor verplicht om loonbelasting en premies volksverzekeringen in te houden op de toezichtbeloning en af te dragen aan de Belastingdienst. In de huidige situatie kan dit worden voorkomen als sprake is van een zogenaamde VAR-verklaring (Verklaring Arbeidsrelatie).
Op 1 januari 2016 maakt de VAR plaats voor de Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (Wet DBA). ‘Met deze nieuwe wet krijgen we een ‘nieuwe VAR’. Inhouding van loonheffing kan alleen achterwege blijven als sprake is van een overeenkomst (tussen schoolbestuur en toezichthouder), die vooraf is goedgekeurd door de Belastingdienst’, zo schrijft Govers Onderwijs Accountants.
Er is echter inmiddels een overgangsregeling kenbaar gemaakt, waardoor de VAR wordt gehandhaafd tot 1 april 2016. ‘Daarbij is de toezegging gedaan dat tot 1 januari 2017 een duidelijke, gerichte coulanceperiode wordt gehanteerd.’
Deze overeenkomst voorkomt echter niet dat sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking. ‘De mogelijkheid tot vrijwaring voor de loonheffing ten aanzien van de toezichthouder komt met afschaffing van de VAR-verklaringen te vervallen. Met andere woorden, vanaf 1 januari 2016 moeten schoolbesturen, waarvoor een toezichthouder werkzaamheden verricht, altijd loonheffingen inhouden en afdragen aan de Belastingdienst.’