De leraren moeten komen tot een nieuwe, stevige beroepsgroeporganisatie. Dat benadrukt onderwijsminister Arie Slob nu de Onderwijscoöperatie ermee gaat stoppen. De minister meldt ook dat er een onderzoek komt naar de doelmatigheid van de bestedingen van de Onderwijscoöperatie.
Slob betreurt het, zo laat hij in een brief aan de Tweede Kamer weten, dat de constructie van de Onderwijscoöperatie, die in 2011 is ontstaan uit een samenwerking van vakbonden en vakverenigingen, ‘niet houdbaar’ is gebleken. Hoewel van de vakbonden mag worden verwacht dat zij de leraren vertegenwoordigen, werd dit niet zo ervaren.
De minister stelt dat de legitimiteit van de vakbonden als vertegenwoordiger van de leraren in arbeidsrechtelijke zaken ‘onbetwist’ is, maar hij constateert ook ‘dat diverse groepen in het onderwijsveld inmiddels vraagtekens zetten bij hun legitimiteit op de
vakinhoudelijke vertegenwoordiging’.
Nu de Onderwijscoöperatie er de brui aan geeft, omdat de leraren de organisatie niet zien zitten, is het volgens Slob aan de leraren zelf om een ‘nieuwe, stevige beroepsgroeporganisatie’ op poten te zetten. Hij wil daarbij de helpende hand bieden.
Geld goed besteed?
De minister uit in zijn brief aan de Tweede Kamer twijfel over de doelmatigheid van de besteding van het overheidsgeld dat sinds 2011 aan de Onderwijscoöperatie is besteed. Hij zal daar onderzoek naar laten doen.