Het primair en voortgezet onderwijs hebben op verschillende onderdelen van de sectorakkoorden uit 2014 belangrijke stappen voorwaarts gezet. Maar op sommige punten lopen de sectoren nog duidelijk achter op de ambities. Dat blijkt uit de Eindevaluatie sectorakkoorden.
De sectorakkoorden moesten het onderwijs verbeteren, bijvoorbeeld door de begeleiding van startende leraren te versterken, de inzet van meer digitale leermiddelen en planmatige kwaliteitszorg. Daar kwam 306 miljoen euro voor beschikbaar voor het primair onderwijs en 334 miljoen euro voor het voortgezet onderwijs. De sectorakkoorden lopen eind 2020 af.
Primair onderwijs
Wat betreft het primair onderwijs meldt Slob in een brief aan de Tweede Kamer dat het gebruik van digitaal leermateriaal enorm is toegenomen. De minister verwijst daarbij naar de ervaringen die de scholen hebben opgedaan met online afstandsonderwijs in de coronacrisis. Ook op het vlak van cultuureducatie is volgens Slob veel voortgang geboekt.
Daarnaast scoort volgens hem 80 procent van de schoolbesturen voor primair onderwijs een voldoende op de standaard kwaliteitszorg, wat in lijn is met de ambitie voor 2020. Hij meldt in zijn brief ook dat in het primair onderwijs vrijwel alle schoolleiders staan ingeschreven in het Schoolleidersregister PO.
Er zijn echter ook punten waar het primair onderwijs het nog niet goed genoeg doet. Slob noemt als voorbeelden de planmatige cyclus van kwaliteitszorg en de jaarlijkse zelfevaluatie bij schoolbesturen. Ook moet het aantal zwakke scholen dat zich binnen een jaar verbetert volgens hem verder omhoog. De minister constateert voorts teleurgesteld dat er ‘wederom onvoldoende voortuitgang (is) geboekt’ op de ambitie dat elke leerling gemiddeld twee lesuren per week bewegingsonderwijs krijgt.
Voortgezet onderwijs
Slob signaleert dat schoolbesturen voor voortgezet onderwijs steeds meer met elkaar samenwerken om, zoals hij dat noemt, ‘maatschappelijke opdrachten het hoofd te bieden’. Het aantal opleidingsscholen is fors toegenomen en het aantal onbevoegd gegeven lessen is verder afgenomen, meldt hij. Uit de eindevaluatie blijkt verder dat driekwart van de scholen een voldoende scoort op kwaliteitszorg en 80% van de zwakke en zeer zwakke afdelingen zich binnen de gestelde termijn verbetert.
Ook in het voortgezet onderwijs ziet de minister nog ‘uitdagingen’, bijvoorbeeld het terugbrengen van het aandeel leerlingen dat blijft zitten en het aantal leerlingen dat zonder onderwijs thuiszit. Het voortgezet onderwijs moet volgens Slob ook meer werk maken van strategisch personeelsbeleid.
Zijn conclusie is dat de sectorakkoorden ‘gedeeltelijk effectief’ zijn geweest.