De coronacrisis heeft in de periode tussen de zomer- en herfstvakantie geleid tot meer zorgen over de continuïteit van het onderwijs. Dat meldt de Inspectie van het Onderwijs op basis van eigen onderzoek.

De inspectie monitort periodiek hoe het ervoor staat  met de gevolgen van de coronacrisis op het onderwijs. Uit de derde monitor, over de periode tussen de zomer- en herfstvakantie, blijkt dat er grote zorgen waren over de voortdurende belasting van  leraren. Vrijwel alle scholen die de inspectie voor het onderzoek benaderde, kampten met leraren die thuis waren om redenen gerelateerd aan COVID-19, zoals het wachten op een test(uitslag), feitelijke besmetting met het coronavirus of het uitzitten van een quarantaineperiode.

‘Als gevolg daarvan kwamen de continuïteit en kwaliteit van het onderwijs in gevaar’, meldt de inspectie. In het primair en voortgezet onderwijs zag ongeveer een kwart van de scholen zich genoodzaakt om groepen leerlingen naar huis te sturen. In het (voortgezet) speciaal onderwijs betrof dit ongeveer 40% van de scholen. Sommige scholen gingen tijdelijk volledig dicht.

Kansenongelijkheid

Er was volgens de inspectie ook aanhoudende zorg over oplopende en mogelijk blijvende leerachterstanden en het risico op groeiende kansenongelijkheid voor leerlingen. De situatie was volgens schoolleiders en bestuurders precairder dan vlak voor de zomervakantie, toen de inspectie de tweede monitor uitvoerde.

Leerlingen in het vmbo werden volgens de inspectie extra hard getroffen door de beperkende maatregelen rondom COVID-19, vanwege de praktische aard van het onderwijs. Dit geldt ook voor mbo-studenten.

Lees meer…

 

Deel dit bericht: